Testamentum Porcelli (Testament van een varkentje)


Dit gedicht is in plat Latijn geschreven, vol (vieze) grapjes en nep-juridisch jargon. Het arme varkentje wordt uit het bos gesleept voor de slacht, en dicteert op de valreep onderstaand testament. De oorspronkelijke schrijver? Nobody knows, maar het dateert vermoedelijk van kort na de jaartelling. De vertaling is van het huis.

 

 

TESTAMENTUM PORCELLI
 
Incipit testamentum porcelli:
  
M. Grunnius Corocotta porcellus testamentum fecit. Quoniam manu mea scribere non potui, scribendum dictavi.
 
Magirus cocus dixit: "veni huc, eversor domi, solivertiator, fugitive porcelle, et hodie tibi dirimo vitam". Corocotta porcellus dixit: "si qua feci, si qua peccavi, si qua vascella pedibus meis confregi, rogo, domine cocu, vitam peto, concede roganti."
 
 
 
Magirus cocus dixit: "transi, puer, affer mihi de cocina cultrum, ut hunc porcellum faciam cruentum". Porcellus comprehenditur a famulis, ductus sub die XVI Kal. Lucerninas, ubi abundant cymae, Clibanato et Piperato consulibus.
 
 
Et ut vidit se moriturum esse, horae spatium petiit et cocum rogavit, ut testamentum facere posset. Clamavit ad se suos parentes, ut de cibariis suis aliquid dimittere eis."
 
 
Qui ait:
Patri meo Verrino Lardino do lego dari glandis modios XXX, et matri meae Veturinae Scrofae do lego dari Laconicae siliginis modios XL, et sorori meae Quirinae, in cuius votum interesse non potui, do lego dari hordei modios XXX. Et de meis visceribus dabo donabo sutoribus saetas, rix[at]oribus capitinas, surdis auriculas, causidicis et verbosis linguam, buculariis intestina, esiciariis femora, mulieribus lumbulos, pueris vesicam, puellis caudam, cinaedis musculos, cursoribus et venatoribus talos, latronibus ungulas.
 
 
 
  
Et nec nominando coco legato dimitto popiam et pistillum, quae mecum attuleram; de Theveste usque ad Tergeste liget sibi colum de reste.
 
 
Et volo mihi fieri monumentum ex litteris aureis scriptum: "M.GRUNNIUS COROCOTTA PORCELLUS VIXIT ANNIS DCCCC.XC.VIIII.S(EMIS). QUODSI SEMIS VIXISSET, MILLE ANNOS IMPLESSET".
 
 
Optimi amatores vei vel consules vitae, rogo vos ut cum corpore meo bene faciatis, bene condiatis de boni condimentis nuclei, piperis et mellis, ut nomen meum in sempiternum nominetur. Mei domini vel consobrini mei, qui testamento meo interfuistis, iubete signari".
 
 

Lardio signavit. Ofellicus signavit. Cyminatus signavit. Lucanicus signavit. Tergillus signavit. Celsinus signavit. Nuptialicus signavit.
 
Explicit testamentum porcelli sub die XVI Kal. Lucerninas Clibanato et Piperato consulibus feliciter.
 
TESTAMENT VAN EEN VARKENTJE
 
Hier vangt aan het testament van het varkentje:
 
Ik, M. Knorrius Corocotta het varkentje, heb dit testament gemaakt. Omdat ik met eigen hand niet in staat ben te schrijven, heb ik dit geschrift gedicteerd.
 
Chef de kok zei: "Kom hier, huizen sloper, grondviezeraar, vlucht varkentje, vandaag maak ik een einde aan je leven." Corocotta het varkentje zei: "Als ik iets heb gedaan, als ik iets heb misdaan, als ik met mijn pootjes wat potjes heb verbrijzeld, dan vraag ik u, heer kok, nee dan bid ik voor mijn leven, ach vervul mijn verzoek."
 
Chef de kok zei: "Vort, knaap, doe mij een mes uit de keuken, zodat ik dit varkentje kan laten bloeden." Het varkentje werd vastgepakt door de knechten, slechts twee weken voor de kortste dag, als de klusterbloemen nog welig tieren, onder het consulaat van Clibanatus en Piperatus.
 
Toen hij zag dat hij op het punt stond dood te gaan, smeekte hij de kok om een uurtje voor zichzelf zodat hij zijn testament kon maken. Hij riep zijn ouders bij zijn eigen, zodat hij hen het een en ander uit zijn voedselvoorraad kon toedelen.
 
Hij zei:
"Aan mijn vader, Buikje Beer geef ik 30 schepels eikels, en aan mijn moeder Omaatje Zeug geef ik als legaat 40 schepels Laconische witte tarwe, en aan mijn zuster Quirine, met wier huwelijk ik mij niet kan inlaten, geef en legateer ik 30 schepels gerst. En van mijn lichaam zal ik geven en doneren aan de schoenlappers mijn stoppels, aan de bekvechters mijn bek, aan de doven mijn oortjes, aan advocaten en kletsmajoren mijn tong, aan de charcutiers mijn darmen, aan de slagers mijn dijen, aan de vrouwen mijn heupjes, aan de jochies mijn holtes, aan de meiden mijn staart, aan de mietjes mijn spieren, aan de hardlopers en de jagers mijn hielen, aan de dieven mijn hoeven.
 
En de kok wiens naam we niet noemen deel ik als gift toe, mijn stamper en vijzel die ik steeds bij mij droeg; van Theveste tot Tergeste, laten ze die man ophangen met een touw rond zijn nek.
 
En ik wil dat men voor mij een monument opricht en in vergulde letters daarop schrijft: “M. Knorrius Corocotta het varkentje leefde 999-en-een-half-jaar. Als hij nog een half jaar had geleefd, zou hij de 1000 hebben gehaald.”
 
Jullie die het meest van mij houden en om mijn leven geven, ik vraag dat jullie goed met mijn lichaam omgaan, dat jullie het goed balsemen met lekkere nootjes, peper en honing, opdat men tot in de eeuwigheid over mij zal spreken. Mijne heren althans mijn metgezellen, die getuigen waren bij mijn testamenteren, ik gebied dat jullie tekenen."
 
Buikje tekende. Ofellicus tekende. Komijntje tekende. Luganega tekende. Zwoerdje tekende. Celsinus tekende. Trouwelingetje tekende.
 
Hier eindigt het testament van het varkentje op de 16e dag voor de kortste van het jaar, toen Clibanatus en Piperatus het geluk hadden consul te zijn.
 

 

Reacties