Terrine De Campagne - om weg te geven zo lekker

Paté.
Eindresultaat.

Ik hou er niet van. De structuur is me te papperig, de smaak te dode-dierig. Maar ze zien er wel mooi uit. Het is ook wel leuk om te maken. En het allerbelangrijkste: ze zijn gemaakt van varken (althans, het is een klassieke tussenstop tussen laatste modderpoel en rioolwaterzuiveringsinstallatie voor de geluksvogels onder de varkens die ten diner zijn opgeschreven). Varkens zien er bij leven bijvoorbeeld zo uit:


Een uitzonderlijk lief, levend varken bij De Lindenhoff in Baambrugge.
Aan het werk dus. Ik heb het eerder gemaakt, aan de hand van dit recept uit het standaard werk van Jane Grigson.

Het recept.


Het was toen niet te eten. En hij viel uit elkaar. En het was eenzaam rotwerk.

Dus de hulp ingeroepen van mijn beste kookvriend, en al bijpratend en wijntjes tikkend was het een feest om de paté te maken.

We hebben het hierboven afgebeelde recept gevolgd. Min of meer. De Lindenhoff in Baambrugge leverde de varkentjes en het mini-stukje kalf. De slager stelde voor om het kalf weg te laten, maar nu er ook al geen lever inzit dreigt eenzijdigheid, dus ik heb zijn advies niet gevolgd.

Ik heb een gehaktmolen. Zelfs twee. Maar ze zijn hopeloos. Je bent meer tijd kwijt met zenen peuteren uit de mesjes dan dat je aan het malen bent. Een elektrische heb ik niet. Dus dan maar met een scherp mes! Nog even extra aanzetten en... het blijft een klerewerk. Eindeloos zit je in te hakken op je vingers en het vlees en het vet, tot het verschil tussen die drie zuiver theoretisch is. En heel fijn wordt het niet. Je houdt iets over dat net wat grover is dan grove worst. Fijn genoeg voor deze terrine, maar paté?

Een aantal ingrediënten bleek ik niet te hebben. Foelie bijvoorbeeld, en quattre epices. Dat werd worcestersaus, en galangawortel. Voor de drank: een Grüner Veltliner en cognac. Knoflook: vijf tenen.
Het mengsel - houd afstand of adem in ieder geval niet te diep in.
De hele stevig geurende rambam in een met vetspek ingelegd patéblik, met klemdeksel. Spectaculair monster van vet en sap en vlees en drank. Hup op een ovenblik, half in het water (volgende ochtend leuk om eruit te halen, stinkend water met gestolde vetcirkels erop, klotsend over je blote voeten), en een kleine twee uur in de oven op 170 graden. Laten rusten en daarna warm gegeten met frietjes en sla.

Visueel min of meer geslaagd eindresultaat.
Niet verkeerd! Kon een beetje zouter, vooral de dag erna, toen hij koud was. Koud was de consistentie overigens geweldig. Zelfs gasten, die het kookproces niet hadden meegemaakt en dus niet gebukt gingen onder de schuldenlast van dankbaarheid voor onze noeste arbeid, vonden het, en ik citeer, "erg lekker". Voila. Paté. Leuk om te maken, fijn om weg te geven, maar eten, tja, heel eerlijk gezegd is dat het minste onderdeel.

PS: ik had wat van het mengsel over en maakte daar worstenbroodjes van. Nou, tja, wat zal ik zeggen. Niet onplezierig, maar niet geschikt voor de nuchtere maag.
Patébroodjes.

Volg mij op Twitter: @spekblog en Facebook (spekblog).
Follow me on Twitter: @spekblog and Facebook (spekblog).

Reacties